Nieuws

De gedwongen overname van aandelen: bevestiging van het compensatoire karakter bij de waardering van de aandelen

1.- We hebben reeds verschillende malen de problematiek besproken met betrekking tot de procedures tot gedwongen overname (uittreding) of gedwongen overdracht (uitsluiting) van aandelen, meer in het bijzonder de delicate vraag betreffende de waardebepaling van de aandelen.

In de doctrine zijn er twee grote strekkingen: de ene gaat uit van een puur economische waardering en de andere gaat uit van een compensatoire/sanctionerende waardering.

Volgens de economische benadering moet de prijs bepaald worden op objectieve wijze in overeenstemming met de marktwaarde en zonder rekening te houden met de gedragingen van de partijen.

De voorstanders van de compensatoire benadering menen daarentegen dat de rechter of deskundige eveneens rekening moet houden met de gedragingen van de partijen bij het bepalen van de prijs.

Het Hof van Cassatie geeft al verschillende jaren de voorkeur aan de economische benadering. In haar arrest van 9 december 2010 preciseert het Hof dat (i) “[De] raming moet gebeuren met het oog op continuïteit. Daarbij mag geen rekening worden gehouden met de invloed van het gedrag van de partijen op de toestand die tot het instellen van de vordering heeft geleid (…)” en (ii) “De waarde van de aandelen moet worden geraamd op het tijdstip waarop de rechter de overdracht ervan beveelt , aangezien het recht op betaling van de prijs van de aandelen ontstaat op het tijdstip van de eigendomsoverdracht ervan.” .

De waarde van de overdracht of overname wordt dus vastgesteld op objectieve wijze, zonder dat het gedrag van de partijen in overweging wordt genomen, op het moment dat de rechter de overdracht van de aandelen beveelt.

Deze benadering kan aanleiding geven tot onrechtvaardige situaties. We denken bijvoorbeeld aan het geval waarin tussen de datum van de inleiding van de procedure tot gedwongen overname en de datum waarop de rechter de overdracht van de aandelen daadwerkelijk beveelt, de waarde van de onderneming sterk is gedaald als gevolg van het gedrag van de verwerende partij in de procedure. In zulk geval is de eisende partij, veelal minderheidsaandeelhouder, gedwongen om een minwaarde op zijn aandelen te aanvaarden.


2.- Na 2 arresten van het Hof van Cassatie op 5 oktober 2012 en 21 februari 2014 waarbij een zekere verwarring bleef bestaan rond de economische benadering, heeft het Hof van Cassatie het geweer van schouder veranderd bij arrest van 20 februari 2015. Het Hof stelt nu: “De waarde van de aandelen moet, in beginsel , worden geraamd op het tijdstip waarop de rechter de overdracht ervan beveelt, aangezien het recht op betaling van de prijs van de aandelen ontstaat op het tijdstip van de eigendomsoverdracht. Bij die raming moet de rechter abstractie maken van zowel de omstandigheden die geleid hebben tot de vordering tot overname van de aandelen als van het gedrag van de partijen ten gevolge van de vordering. Dit houdt in dat indien de rechter in concreto vaststelt dat deze omstandigheden of dit gedrag een invloed hebben gehad op de waarde van de aandelen zoals deze vastgesteld wordt op datum van overdracht, hij de invloed hiervan buiten beschouwing dient te laten. Te dien einde is het de rechter ook toegestaan om als peildatum voor de waardering van de prijs een ander tijdstip in aanmerking te nemen.” .

We verschuiven dus van een objectieve waardering van de aandelen, waarbij elke overweging met betrekking tot het gedrag van de partijen wordt uitgesloten, naar een compensatoir karakter van de waardering van de aandelen. Als een gedraging van een partij invloed heeft op de waarde van de aandelen, moet deze geneutraliseerd worden door een andere datum te bepalen voor de waardering dan de datum van de overdracht.


3.- Het geciteerde arrest is interessant in verschillende opzichten maar roept ook nog enkele vragen op.

Het is interessant in die mate dat de bevestiging van de compensatoire benadering past in het kader van een verhoogde bescherming van de eisende partij in de procedure van gedwongen overname. Indien blijkt dat het gedrag van de verweerder vooraf aan of na de inleiding van de procedure een negatieve invloed heeft gehad op de waarde van de onderneming, dan kan de rechter als peildatum voor de waardering een andere datum nemen dan degene van zijn vonnis en op die manier de invloed van de gedragingen neutraliseren. Het is bovendien belangrijk aan te geven dat uit de lezing van het arrest van het Hof niet blijkt dat de gedragingen van de verwerende partij noodzakelijkerwijze een fout moeten uitmaken hetgeen leidt tot een verhoogde bescherming van de eisende partij.

Echter, het arrest bevestigt dan wel het compensatoire karakter voor de procedure van gedwongen overname, het spreekt zich niet uit over de toepassing van deze principes op de procedure van gedwongen overdracht.

Bovendien blijft de vraag open met betrekking tot het in overweging nemen van de gedragingen van de partijen voor de toepassing van correcties (minderheid/illiquiditeit).

Als de gedragingen van een partij de rechter ertoe kunnen brengen om als peildatum een vroegere datum te nemen dan de overdracht van de aandelen, is het dan niet eveneens denkbaar dat de gedragingen van een partij de rechter ertoe kunnen aanzetten als sanctie geen correcties (minderheid/illiquiditeit) toe te passen bij de waardering?

Het lijkt onrechtvaardig om een minderheidsaandeelhouder die zich gedwongen zag om zijn terugtrekking uit de onderneming te vorderen door de gedragingen van een meerderheidsaandeelhouder, te sanctioneren door hem te verplichten zijn aandelen over te dragen met toepassing van een correctie.

Indien bepaalde rechtspraak die benadering voorstaat, dan heeft het Hof van Cassatie het pleit nog niet beslecht…


4.- Voormeld arrest is een stap voorwaarts voor de bescherming van de minderheidsaandeelhouder in het kader van de procedure tot gedwongen overname. Evenwel blijven er onzekerheden bestaan waardoor een wijziging van de wetsartikelen betreffende de procedures tot gedwongen overname en gedwongen overdracht ons inziens wenselijk zijn teneinde een grotere rechtszekerheid te bekomen.

Aangezien deze procedures zoals elke gerechtelijke procedure onderworpen zijn aan het procesrisico, is het ons inziens in ieder geval wenselijk om deze slechts als ultimum remedium te hanteren in een conflictsituatie.

Wij begeleiden regelmatig aandeelhouders in het vastleggen van afspraken die deze problematiek regelen teneinde uittredingen uit het kapitaal van niet beursgenoteerde ondernemingen te vermijden: volgrechten en -verplichtingen, procedure voor micro-liquiditeit, waarderingsformules, uittreding- en uitsluitingsclausules.

Wanneer we niet de mogelijkheid hebben gehad preventief of bij het ontstaan van het conflict tussen te komen, treden wij bovendien regelmatig op als onderhandelaar en bemiddelaar met het doel een evenwichtige en buitengerechtelijke oplossing te vinden voor het conflict.

Aanverwante diensten

Oplossen van conflicten tussen aandeelhouders Dienst

Oplossen van conflicten tussen aandeelhouders

Governance en bescherming van aandeelhouders Dienst

Governance en bescherming van aandeelhouders

Waarderingen en financiële diensten Dienst

Waarderingen en financiële diensten