Nieuws

De belasting op effectenrekeningen : een maat voor niets?

Sinds de inwerkingtreding van deze nieuwe belasting op 10 maart 2018 is de controverse met betrekking tot de invoering van een belasting op effectenrekeningen nog niet geluwd. Nog voor ze in voege trad, werd deze wet reeds fel besproken.  Nu is ze het voorwerp van vier procedures tot nietigverklaring bij het Grondwettelijk Hof. Deminor informeert u graag over de concrete details van deze belasting en de gevolgen daarvan voor de aandeelhouders.

 

Waar gaat het over ?

De wet stelt een nieuwe belasting in van 0,15 % op de gemiddelde waarde van alle effecten op rekeningen. De belasting geldt voor inwoners van België met effectenrekeningen in België of in het buitenland, en op buitenlanders met effectrekeningen in België.  De effecten die onderworpen zijn aan de belasting omvatten aandelen, obligaties, certificaten, aandelen van beleggingsfondsen of beleggingsvennootschappen, kasbons en warrants. Effecten die zijn uitgegeven in het kader van een levensverzekering of pensioensparen zijn uitgesloten van de belasting. Rekeninghouders zijn vrijgesteld van de belasting indien de gemiddelde totale waarde van de effecten in hun bezit € 500 000 niet overstijgt.

 

Hoe bepalen of de drempel van € 500 000 is bereikt?

De wet creëerde referentieperiodes die telkens toegepast moeten worden vanaf 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar.  De laatste dag van elk kwartaal is een referentiepunt.  Bij elk referentiepunt moet de tussenpersoon bij wie een effectenrekening is geopend een inventaris of overzicht opstellen met de waarde van alle effecten in portefeuille.  De gemiddelde waarde van deze verklaringen tijdens de referentieperiode is de basis voor de belasting en bepaalt of de drempel van € 500 000 al dan niet is bereikt.

 

Hoe gebeurt de waardebepaling door de tussenpersoon?

Voor beursgenoteerde effecten geldt de laatste beschikbare beurskoers.

Voor niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen of beleggingsvennootschappen is het de laatste netto inventariswaarde die door de beheerder van het fond is gepubliceerd.

Voor andere niet-beursgenoteerde effecten geldt het volgende :

  • de waarde waarvoor het instrument is opgenomen in het laatst beschikbare overzicht van de financiële instrumenten dat de tussenpersoon aan de titularis moet toezenden in overeenstemming met richtlijn 207/565 van het Europees Parlement en de Raad (dit betreft het trimestrieel overzicht van de effecten van de klanten met hun geschatte marktwaarde),
  • bij gebreke, de laatst gekende marktwaarde of de beste inschatting van de waarde van de effecten.

 

 

Hoe wordt de belasting concreet betaald?

De tussenpersoon houdt de belasting in aan de bron (1) indien de gemiddelde waarde van de effecten in het beheer van deze tussenpersoon de drempel van € 500 000 overschrijdt of (2) indien de drempel niet is bereikt maar de eigenaar van de effectenrekening kiest voor de inhouding aan de bron (bijvoorbeeld indien de eigenaar bij verscheidene tussenpersonen effectenrekeningen heeft die samen de gemiddelde waarde van € 500 000 overschrijden).

Indien de rekeninghouder niet kiest om de belasting aan de bron te laten inhouden, staat hij zelf in voor het aangeven van de effectenrekeningen (met inbegrip de buitenlandse rekeningen voor inwoners van België) en het voldoen van de belasting via zijn jaarlijkse aangifte in de personenbelasting.

 

Waarom deze wet aangevochten wordt

Critici van deze belasting spreken van een dubbele discriminatie.

 

Enerzijds wordt het onderscheid gemaakt tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. De rechtspersonen zijn immers niet onderworpen aan de belasting. Het zou dus volstaan om de effectenrekening op naam van een bedrijf te zetten om te ontsnappen aan de belasting.

Om misbruik te voorkomen, heeft de wetgever voorzien dat vanaf 1 januari 2018 bij het overdragen van een effectenrekening van een natuurlijk persoon naar een rechtspersoon met de bedoeling deze belasting te ontduiken, de natuurlijke persoon als eigenaar beschouwd wordt bij het berekenen van de belasting.

Er is echter geen bepaling over de duur van deze sanctie: is deze slechts geldig voor de referentieperiode gedurende welke de overdracht van effecten heeft plaatsgevonden (één jaar?) of moet de natuurlijke persoon ad vitam aeternam worden beschouwd als de houder van de effectenrekening die werd ingebracht?

Bovendien geldt deze sanctie alleen als de overdracht is gebeurd met als enig doel de belasting te ontduiken. Andere redenen kunnen daarom worden ingeroepen ter rechtvaardiging van de overdracht, zoals bijvoorbeeld successieplanning.

 

Anderzijds is de belasting niet van toepassing op financiële instrumenten die slechts geregistreerd zijn in een aandelenregister van effecten op naam en dus niet op een effectenrekening (bij een bank of beursvennootschap).

Deze uitsluiting wordt in de memorie van toelichting van de wet gerechtvaardigd als volgt:

  • De administratieve last moet voor de belastingbetaler beperkt worden.
    Het idee was immers om de belasting te innen via inhouding door de tussenpersonen die over alle gegevens beschikken over de effectenrekeningen, en die dus worden aangemoedigd om aan de bron de belasting te helpen innen. Dit is niet mogelijk voor aandelen op naam omdat de namen van aandeelhouders enkel in het aandelenregister ingeschreven worden.
  • De wens is om enkel effecten te belasten die worden aangehouden met als doel om een snelle return te realiseren op de belegging.

 

Volgens de parlementaire voorbereidingen, worden de aandelen op naam die niet op een effectenrekening worden ingeschreven aangehouden met andere overwegingen die een grotere band vertonen met de onderneming waarin men belegt, en deze aandelen zijn ook minder goed verhandelbaar. De uitzondering op de belastbaarheid wordt dus ook verantwoord door de beperkte liquiditeit.

Ook hier wordt een anti-misbruik sanctie voorzien. Wanneer effecten vanaf 9 december 2017 zijn weggehaald uit een effectenrekening en op naam ingeschreven in het registeren van aandelen op naam, dan zullen deze effecten nog wel in rekening worden genomen tijdens de eerste referentieperiode waarin de overdracht heeft plaatsgevonden.

Dit betekent dus wel dat de houders van aandelen op naam de belasting niet zullen moeten betalen, of zij deze al heel lang op naam hebben of deze onmiddellijk na de aankondiging van de belasting maar dus nog voor 9 december 2017 van hun effectenrekening hebben weggehaald en in geschreven in het register van de aandelen op naam.

Indien het de bedoeling was, zoals beweerd door de eerste Minister Charles Michel, om een bijdrage te vragen van diegenen die brede schouders hebben, dan is het niet eenvoudig te verantwoorden waarom diegenen die aandelen op naam hebben niet belast worden en houders van exact dezelfde gedematerialiseerde aandelen wel.

Men kan zich afvragen of deze nieuwe bepaling ter bevoordeling van de houders van aandelen op naam de interesse voor beleggingen op de beurs niet zal temperen, des te meer omdat er ook nog een nieuwe vennootschappenwet op komst is waarin wordt voorgesteld dat trouwe aandeelhouders op naam een dubbel stemrecht zouden bekomen na twee jaar.

Het is nog steeds afwachten wat het Grondwettelijk Hof zal beslissen. De uitspraak wordt pas binnen één jaar verwacht. Wie weet is dit opnieuw een maat voor niets, zoals dit reeds het geval was met de speculatietaks.

Aanverwante diensten

Oplossen van conflicten tussen aandeelhouders Dienst

Oplossen van conflicten tussen aandeelhouders

Governance en bescherming van aandeelhouders Dienst

Governance en bescherming van aandeelhouders

Waarderingen en financiële diensten Dienst

Waarderingen en financiële diensten